Info kind&rouw 0-18 jaar

Algemene vragen

Rouwen kinderen anders dan volwassenen?
Enerzijds rouwen kinderen net als volwassenen. Want ook zij kennen intensieve gevoelens van verdriet, boos zijn, angst of gevoelens van schuld.
Maar kinderen uiten zich anders vooral non-verbaal. Als volwassenen moeten we moeite doen om de manier waarop kinderen zich uitdrukken te leren verstaan. Dat kan door zelf weer een beetje kind te worden (door het je te herinneren).
Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen rouwen?
Kinderen kunnen vanaf het moment dat ze zich kunnen hechten, een verlies voelen. In feite is dat vanaf het moment dat ze geboren zijn. Ze voelen aan wanneer degene aan wie ze gehecht zijn er niet meer is en voelen de verlatenheid. Kinderen voelen ook al heel jong wanneer hun ouders rouwen en slaan dat ook op. Ze voelen de veranderingen en de veranderde spierspanning waarmee papa of mama hen oppakt.
Begrijpen kinderen of jongeren de dood?
Om te kunnen rouwen moeten kinderen begrijpen wat dood is. Als je kinderen vertelt over wat dood zijn is moet dat op een manier die ze kunnen begrijpen. Dat is afhankelijk van de leeftijd. Je kunt een indeling maken in leeftijdsfases om een indruk te krijgen van hoe kinderen de dood zien, maar deze is tegelijkertijd afhankelijk van de ontwikkeling en de ervaring van ieder kind persoonlijk.

Kind & Rouw 0-3 jaar:

Wat kinderen van 0-3 jaar begrijpen:

Kinderen van 0 tot 3 jaar weten nog niet wat ‘dood’ is. Het onderscheid tussen levend en niet-levend kennen ze nog niet. Ze voelen het echter wel wanneer ze gescheiden worden van een belangrijke ander, zoals papa of mama. Kinderen van die leeftijd voelen wat verlies is, ook voelen ze de emotionele afwezigheid van een rouwende moeder. Dit geldt ook voor baby’s. Jonge kinderen van 0 tot 3 jaar gaan op hun eigen manier met de dood om. Ze reageren vanuit hun behoeften en dit kan soms volwassenen doen schrikken (meisje van twee jaar wil ontbijten op de kist, gezellig bij papa). Ze missen de verzorging, de warmte en de liefde wanneer daar door overlijden verandering in komt, maar zullen doorgaans snel wennen wanneer anderen in hun behoeften voorzien. Heel jonge kinderen kunnen niet bevatten dat de dood onomkeerbaar is, maar ze kunnen het enigszins begrijpen aan de hand van speelgoed dat stuk is en niet meer gemaakt kan worden. En je moet uitleggen dat de overledene geen pijn meer heeft, het niet koud heeft en zich niet ziek voelt. Kinderen van deze leeftijd gaan met hun rouw om door de ervaring in hun spel te verwerken. Ze spelen het verlies uit via botsende autootjes, poppen in schoenendoos die als kist dient, via Playmobil, blokken of poppenkast.

Wat kinderen van 0-3 jaar ervaren:

Kinderen van 0-3 jaar kunnen verschillende emoties ervaren:
•Spanning: jonge kinderen voelen aan wanneer er iets mis is. Ze voelen ook de spanning bij de
ouder of verzorger, bijvoorbeeld door de manier waarop ze worden vastgehouden.
•Angst: baby’s en peuters ervaren meestal nog geen angst voor iemand die dood is. Ze voelen wel
de angst van mensen uit hun omgeving. Jonge kinderen kunnen bang zijn dat de andere ouder
ook dood zal gaan.
•Boosheid: (extreme) boosheid, woedeaanvallen. Peuters kunnen boos worden als ze merken dat
de overleden ouder echt niet meer terugkomt. Zelfs niet op hun verjaardag.
•Schuldgevoel: peuters kunnen denken dat het hun schuld is dat hun ouder is overleden.
Bijvoorbeeld omdat ze denken dat ze stout zijn geweest of een standje of straf hebben gekregen.
•Lichamelijke (emotionele) klachten: emoties van jonge kinderen uiten zich soms in de vorm van
lichamelijke klachten zoals misselijkheid of buikpijn. Ze kunnen hun gevoelens nog niet onder
woorden brengen.

Hoe kinderen van 0-3 jaar zich gedragen:

Aan het gedrag van baby’s en peuters is vaak af te leiden wat er in ze omgaat:
•Op zoek gaan naar de overledene: jonge kinderen beseffen nog niet dat iemand nooit meer
terug kan komen. Zo kan het gebeuren dat een peuter vijf maanden na de dood van zijn vader
zegt: “En nu wil ik dat papa weer terugkomt”.
•Huilen: baby’s en peuters kunnen soms langdurig en hevig gaan huilen als iemand lang wegblijft.
•Verandering van slaap en eetgewoonten: jonge kinderen kunnen bij voorbeeld nachtmerries
krijgen of ineens niet meer willen eten.
•Anders reageren: kinderen kunnen anders reageren dan voorheen. Voorheen rustige baby’s en peuters kunnen ineens onrustig worden.
•Regressief gedrag: kinderen kunnen gedrag vertonen dat niet meer bij hun leeftijd past. Een
zindelijk kind kan plotseling weer in zijn broek plassen. Duimzuigen of ineens meer aan de ouders
hangen, zijn soms vormen van regressief gedrag.
•Terugtrekken: kinderen kunnen hun interesse in de omgeving verliezen. Ze worden bijvoorbeeld
heel stil en passief en reageren niet op de aanwezigheid van anderen.
•Vastklampen: baby’s en peuters kunnen zich vastklampen aan de ouder of verzorger en deze niet
uit het oog willen verliezen.
•Confronterende opmerkingen maken: peuters kunnen opmerkingen maken die voor
volwassenen confronterend kunnen zijn. Bijvoorbeeld “Mijn mama is dood en koud” of “Mijn papa was dood en toen moest hij in een grote oven”.
•Verdriet uitstellen: peuters kunnen hun eigen verdriet uitstellen, bijvoorbeeld als de
overgebleven ouder door zijn of haar eigen verdriet niet beschikbaar is.
•In spel verwerken: kinderen uiten zich in hun spel. Ze kunnen bijvoorbeeld begrafenisje spelen of
een ongeluk naspelen. En dit steeds maar weer herhalen. Voor volwassenen kan dit
confronterend zijn, maar voor kinderen is dit een gezonde manier van rouwverwerking.
•Contact met de overledene: jonge kinderen kunnen reëel contact ervaren met de overledene. Zo
kunnen ze bijvoorbeeld in bed praten met de overleden ouder.

Omgaan met rouwende kinderen van 0 -3 jaar:

Voor kinderen die hun ouder(s) verliezen, is de overgebleven ouder of de nieuwe verzorger de belangrijkste persoon in hun leven en hun rouwproces. Ook ondervinden kinderen steun van broers of zussen uit het gezin.

Enkele tips om het rouwproces van jonge kinderen te ondersteunen:
•Rust, regels en regelmaat: rust en regelmaat zijn belangrijk voor jonge kinderen, juist in de
eerste fase na het overlijden van de ouder. Voor de overgebleven ouder is het aan te raden een
andere vaste verzorger in te schakelen, zodat het kind omgeven wordt door vertrouwde
gezichten. Probeer zo veel mogelijk de gewone regels en structuur te handhaven. Dat geeft
kinderen rust en veiligheid.
•Het slechte nieuws vertellen: als u jonge kinderen vertelt over het overlijden van de ouder, is het
belangrijk duidelijk en kort van stof te zijn. Zorg dat het kind aandacht voor u heeft. Ga er echt
even voor zitten. Vertel dat u iets heel verdrietigs wil vertellen: “… is dood.” Vertel ook de
oorzaak van het overlijden op een voor het kind begrijpelijke manier zonder al te veel details.
Maak vooral echt contact en probeer in te voelen of het kind uw verhaal begrijpt. U kunt gerust
vertellen of laten merken dat u er verdrietig over bent. Geef uw kind de ruimte om vragen te
stellen. U kunt ook een boekje gebruiken bij het vertellen. Zie hiervoor de boekentips.
•Uitleggen en herhalen leg keer op keer uit wat dood zijn betekent: bijvoorbeeld iemand die
dood is, hoeft niet meer te ademen. Zijn lichaam beweegt niet meer en hij of zij hoeft niet meer
te eten en te drinken. Het lichaam van iemand die dood is, voelt helemaal koud aan en hij of zij
voelt geen pijn meer. Iemand die dood is kan nooit meer levend worden
•Hulp of ondersteuning vragen: ook uw leven staat op zijn kop en de eerste dagen na het
overlijden bent u minder beschikbaar omdat u bezig bent met het regelen van alles rondom de
uitvaart. Het is voor kinderen belangrijk dat een voor hen vertrouwd persoon de verzorging op
zich neemt. Mensen uit uw directe omgeving vinden het meestal fijn iets te kunnen doen. Het is
dan ook aan te raden om hulp of ondersteuning te vragen.
•Kinderen laten meehelpen: de meeste peuters vinden het fijn om betrokken te worden bij de
voorbereidingen voor de uitvaart. Vertel ze hoe het zal gaan. Het kind kan helpen met het dragen van bloemen of het beschilderen van de kist. Het kind kan iets maken om mee te geven in de kist of iets van zichzelf meegeven.
•Vastleggen van de uitvaart: jonge kinderen kunnen zich vaak later niets meer herinneren van de
uitvaart. Foto’s of een film van de uitvaart kunnen voor kinderen waardevol zijn. Vraag iemand
om opnamen of foto’s te maken van de uitvaart.
•Spelen: kinderen zijn over het algemeen niet lange tijd achter elkaar verdrietig. Vaak willen ze
ook weer dingen doen die ze leuk vinden of gewoon kunnen spelen. Probeer hier tijd voor te
maken.
•Herinneringen voor later: kinderen tussen 0 en 3 jaar kunnen zich later weinig of niets
herinneren van de overleden ouder. Op latere leeftijd kunnen ze echter wel de behoefte krijgen
om meer te willen weten over de overleden ouder. U kunt uw herinneringen aan de overleden
ouder voor uw kinderen opschrijven en anderen vragen dit ook te doen. U kunt ook met uw kind
herinneringen vastleggen in een “herinneringsboek”. Hierin kunt u samen met uw kind foto’s plakken, tekeningen maken en schrijven.
•Spullen bewaren: laat spullen die herinneren aan de overleden ouder zoveel mogelijk staan. Na
verloop van tijd kunt u in overleg met uw kind kijken of bepaalde spullen opgeborgen of
weggegeven kunnen worden.
•Vragen beantwoorden: kinderen kunnen met allerlei vragen komen zoals “Ziet papa mij nog?
Ademt mama nu nog? Wanneer gaat papa weer leven?” Geef peuters eerlijke en duidelijke
antwoorden in begrijpelijke woorden. Als u het antwoord niet weet, kunt u gerust
zeggen “Dat weet ik niet” of “Wat denk jij?”. Veel kinderen hebben zelf al antwoorden bedacht waarop u kunt reageren.
•Wees geduldig: peuters kunnen dezelfde vraag keer op keer blijven stellen. Het is belangrijk dat
ze steeds opnieuw een duidelijk en eerlijk antwoord krijgen.
•Zeg liever niet dat de overledene slaapt: kinderen kunnen bang worden om zelf te gaan slapen
en nooit meer wakker te worden.
•Zeg liever niet dat de overledene dood is gegaan omdat hij of zij heel ziek was: kinderen begrijpen het verschil niet tussen ziek of heel ziek. Het is beter om aan het kind uit te leggen hoe ziek de overledene was. En dat een griep, verkoudheid of kinderziekte een ziekte is, waar je wel
beter van wordt.
•Geef uw eigen emoties de ruimte: u kunt uw kind beter ondersteunen als u uw eigen verdriet
toelaat. Vertel het met begrijpelijke woorden bijvoorbeeld “Ik ben ook verdrietig omdat … er niet
meer is.” Daardoor bent u tevens een voorbeeld voor uw kind. Uw kind voelt uw verdriet meestal
toch wel.
•Breng signalen onder woorden: het kan zijn dat uw kind wel signalen afgeeft zonder het onder
woorden te brengen. U helpt uw kind als u de signalen vertaalt naar woorden of in de vorm van
een vraag als “Ben je boos omdat mama er niet meer is om je aan te kleden?”.
•Bedenk dat peuters niet echt beseffen dat de dood onomkeerbaar is: jonge kinderen nemen de
woorden van volwassenen over, zonder dit echt te begrijpen. Ze zeggen bijvoorbeeld “Papa is
dood en komt nooit meer terug”, maar het besef komt pas langzamerhand. Ze blijven bijvoorbeeld vragen waarom papa niet op hun verjaardag komt.
•Laat het corrigeren van opmerkingen van kinderen achterwege: jonge kinderen kunnen dingen
zeggen die voor u confronterend zijn. Zoals “Ik ben blij dat mama dood is, nu mag ik haar ketting
om”. Verwoord eventueel de achterliggende betekenis. Vraag bijvoorbeeld “Je vindt mama’s
ketting mooi en wil hem zelf wel dragen?”.
•Wees alert op verlate rouw: jonge kinderen gaan meestal pas rouwen als ze zich veilig voelen en
de situatie thuis weer rustig en stabiel is. Dat kan soms wel een jaar of langer duren. Zo kan het
gebeuren dat een peuter de eerste twee jaar door lijkt te leven alsof er niets gebeurd is. En dan
ineens slaapproblemen ontwikkelen of agressief gedrag vertonen. Dan pas komt het verdriet
eruit.
•Rouw ontwikkelt mee: kinderen ontwikkelen zich en komen steeds tot nieuwe inzichten. Zij
kunnen veel vragen stellen of met nieuwe vragen komen. De informatie die ze krijgen, begrijpen
ze steeds beter en op een andere manier.

Kind & Rouw 4-6 jaar:

Wat kinderen van 4-6 jaar begrijpen:

Kinderen in deze leeftijdscategorie kennen het verschil tussen dood en levend, maar ze beseffen nog niet de onomkeerbaarheid van de dood. Ze beginnen te beseffen dat dood en verdriet met elkaar te maken hebben maar voelen nog geen angst voor de dood. Ze tonen grote belangstelling voor de biologische kanten van de dood: “Kan opa mij nog horen als ik iets zeg?” “Is het nou niet zielig dat oma alleen in de kist onder de grond ligt?”. Kinderen van deze leeftijd kunnen wel rouwen maar vertonen niet veel rouwreacties. Dat is hun overlevingsmechanisme. Ze beschikken nog niet over het vermogen om hun gevoelens, gedachten en behoeften duidelijk te verwoorden. Ze kunnen zich uiten in boosheid en vertonen soms afhankelijk gedrag.
Kinderen kunnen vijf minuten intens verdrietig zijn en dan weer volledig opgaan in hun spel. Ze hebben die ontlading nodig na een heftige emotie.

Wat kinderen van 4-6 jaar ervaren:

Kinderen van 4-6 jaar kunnen verschillende emoties ervaren:
•Angst en zorgen: jonge kinderen kunnen (hevige) angst ervaren om van een ouder gescheiden te
worden of bang zijn dat de andere ouder ook doodgaat. Soms zijn ze ook bang dat ze zelf
doodgaan of dat degene die dood is zich onder het bed heeft verstopt.
•Ongeloof: dit ervaren kleuters als ze niet zelf met eigen ogen hebben kunnen zien dat iemand
echt dood is.
•Boosheid: (extreme) boosheid, woedeaanvallen. Kleuters kunnen boos worden als ze merken dat
de overleden ouder echt niet meer terugkomt. Woede en agressie horen bij het rouwen.
•Schuldgevoel: kleuters hebben de neiging de schuld van gebeurtenissen bij zichzelf te leggen.
Bijvoorbeeld omdat ze de avond ervoor hun tanden niet goed hebben gepoetst.
•Lichamelijke (emotionele) klachten: emoties van jonge kinderen uiten zich soms in de vorm van
lichamelijke klachten zoals hoesten, misselijkheid of buikpijn. Ze kunnen hun gevoelens nog niet
onder woorden brengen.
•Jaloezie: kleuters kunnen jaloers zijn op kinderen die nog wel een
papa of mama hebben.

Hoe kinderen van 4-6 jaar zich gedragen:

Aan het gedrag van kleuters is vaak af te leiden wat er in ze omgaat:
•Denken dat de overledene terugkomt: Kleuters kunnen denken dat hun overleden ouder
misschien wel op hun verjaardag komt. Het zorgt soms voor grote teleurstellingen als blijkt dat
de overleden ouder ook dan niet terugkomt.
•Regressief gedrag: kinderen kunnen gedrag vertonen dat niet meer bij hun leeftijd past. Een
zindelijk kind kan plotseling weer in zijn broek plassen. Duimzuigen of ineens meer aan de ouders
hangen, zijn soms vormen van regressief gedrag.
•Terugtrekken: kinderen kunnen hun interesse in de omgeving verliezen. Ze worden bijvoorbeeld
heel stil en passief en reageren niet op de aanwezigheid van anderen.
•Confronterende opmerkingen maken: kleuters kunnen opmerkingen maken die voor
volwassenen confronterend kunnen zijn. Bijvoorbeeld “Mijn mama is dood en koud” of “Mijn
papa was dood en toen moest hij in een grote oven”.
•Verdriet uitstellen: kleuters kunnen hun eigen verdriet uitstellen, bijvoorbeeld als de
overgebleven ouder door zijn of haar eigen verdriet niet beschikbaar is.
•Vragen stellen: kleuters kunnen heel veel vragen stellen over zaken die voor volwassenen vaak
niet belangrijk lijken. Ook al is er niet altijd een antwoord, het is hun manier om grip op de
situatie te krijgen.
•Ontkennen wat er is gebeurd: kleuters kunnen ontkennen wat er is gebeurd. Ze gaan gewoon
door met hoe het was voordat hun ouder was overleden. Zo houden ze de pijn nog even op
afstand.
•Concentratieproblemen: ze kunnen zich soms slecht concentreren bijvoorbeeld op school.
•In spel verwerken: kinderen uiten zich in hun spel. Ze kunnen bijvoorbeeld begrafenisje spelen of
een ongeluk naspelen. En dit steeds maar weer herhalen. Voor volwassen en kan dit confronterend zijn, maar voor kinderen is dit een gezonde manier van rouwverwerking.
•Contact met de overledene: jonge kinderen kunnen reëel contact ervaren met de overledene. Zo
kunnen ze bijvoorbeeld in bed praten met de overleden ouder.

Omgaan met rouwende kinderen van 4-6 jaar:

Voor kinderen die hun ouder(s) verliezen, is de overgebleven ouder of de nieuwe verzorger de
belangrijkste persoon in hun leven en hun rouwproces. Ook ondervinden kinderen steun van broers
of zussen uit het gezin.

Enkele tips om het rouwproces van jonge kinderen te ondersteunen:
•Rust, regels en regelmaat: rust en regelmaat zijn belangrijk voor jonge kinderen, juist in de
eerste fase na het overlijden van de ouder. Voor de overgebleven ouder is het aan te raden een
andere vaste verzorger in te schakelen, zodat het kind omgeven wordt door vertrouwde
gezichten. Probeer zo veel mogelijk de gewone regels en structuur te handhaven. Dat geeft
kinderen rust en veiligheid.
•Het slechte nieuws vertellen: als u jonge kinderen vertelt over het overlijden van de ouder, is het belangrijk duidelijk en kort van stof te zijn. Zorg dat het kind aandacht voor u heeft. Ga er echt even voor zitten. Vertel dat u iets heel verdrietigs wil vertellen: ” … is dood.” Vertel ook de oorzaak van het overlijden op een voor het kind begrijpelijke manier zonder al te veel details. Maak vooral echt contact en probeer in te voelen of het kind uw verhaal begrijpt. U kunt gerust vertellen of laten merken dat u er verdrietig over bent. Geef uw kind de ruimte om vragen te stellen. U kunt ook een boekje gebruiken bij het vertellen. Zie hiervoor de boekentips.
•Uitleggen en herhalen: leg keer op keer uit wat dood zijn betekent. Bijvoorbeeld iemand die
dood is, hoeft niet meer te ademen. Zijn lichaam beweegt niet meer en hij of zij hoeft niet meer
te eten en te drinken. Het lichaam van iemand die dood is, voelt helemaal koud aan en hij of zij
voelt geen pijn meer. Het lichaam van iemand die dood is, kan nooit meer levend worden.
Iemand die dood is, heeft zijn lijf niet meer nodig.
•Vraag om hulp of ondersteuning: ook uw leven staat op zijn kop en de eerste dagen na het
overlijden bent u minder beschikbaar omdat u bezig bent met het regelen van alles rondom de
uitvaart. Het is voor kinderen belangrijk dat een voor hen vertrouwd persoon de verzorging op
zich neemt. Mensen uit uw directe omgeving vinden het meestal fijn iets te kunnen doen. Het is
aan te raden om hulp of ondersteuning te vragen.
•Kinderen laten meehelpen: de meeste peuters vinden het fijn om betrokken te worden bij de voorbereidingen voor de uitvaart. Vertel ze hoe het zal gaan. Het kind kan helpen met het dragen van bloemen of het beschilderen van de kist. Het kind kan iets maken om mee te geven in de kist of iets van zichzelf meegeven.
•Vastleggen van de uitvaart: jonge kinderen kunnen zich vaak later niets meer herinneren van de
uitvaart. Foto’s of een film van de uitvaart kunnen voor kinderen waardevol zijn. Vraag iemand
om opnamen of foto’s te maken van de uitvaart.
•Spelen: kinderen zijn over het algemeen niet lange tijd achter elkaar verdrietig. Vaak willen ze
ook weer dingen doen die ze leuk vinden of gewoon kunnen spelen. Probeer hier tijd voor te
maken.
•Herinneringen voor later: kinderen tussen 4 en 6 jaar kunnen zich later weinig of niets
herinneren van de overleden ouder. Op latere leeftijd kunnen ze echter wel de behoefte krijgen
om meer te willen weten over de overleden ouder. U kunt uw herinneringen aan de overleden
ouder voor uw kinderen opschrijven en anderen vragen dit ook te doen. U kunt ook met uw kind herinneringen vastleggen in een “herinneringsboek”. Hierin kunt u samen met uw kind foto’s
plakken, tekeningen maken en schrijven.
•Spullen bewaren: laat spullen die herinneren aan de overleden ouder zoveel mogelijk staan. Na
verloop van tijd kunt u in overleg met uw kind kijken of bepaalde spullen opgeborgen of
weggegeven kunnen worden.
•Vragen beantwoorden: kinderen kunnen met allerlei vragen komen zoals “Ziet papa mij nog?
Ademt mama nu nog? Wanneer gaat papa weer leven?” Ook kunnen kleuters met hele praktische vragen komen zoals wie de piek op de kerstboom doet nu papa er niet meer is. Geef
kleuters eerlijke en duidelijke antwoorden in begrijpelijke woorden. Als u het antwoord niet
weet, kunt u gerust zeggen “Dat weet ik niet” of “Wat denk jij?”. Veel kinderen hebben zelf al
antwoorden bedacht waarop u kunt reageren.
•Wees geduldig: kleuters kunnen dezelfde vraag keer op keer blijven stellen. Het is belangrijk dat
ze steeds opnieuw een duidelijk en eerlijk antwoord krijgen.
•Zeg liever niet dat de overledene slaapt: kinderen kunnen bang worden om zelf te gaan slapen
en nooit meer wakker te worden.
•Zeg liever niet dat de overledene dood is gegaan omdat hij of zij heel ziek was: kinderen begrijpen het verschil niet tussen ziek of heel ziek. Het is beter om aan het kind uit te leggen hoe ziek de overledene was. En dat een griep, verkoudheid of kinderziekte een ziekte is, waar je wel beter van wordt.
•Geef uw eigen emoties de ruimte: u kunt uw kind beter ondersteunen als u uw eigen verdriet
toelaat. Breng het onder woorden: “Ik ben ook verdrietig omdat … er niet meer is.” Daardoor
bent u tevens een voorbeeld voor uw kind. Uw kind voelt uw verdriet meestal toch wel.
•Breng signalen onder woorden: het kan zijn dat uw kind wel signalen afgeeft zonder het on
der woorden te brengen. U helpt uw kind als u de signalen vertaalt naar woorden of vragen zoals
“Ben je boos omdat mama er niet meer is om je naar school te brengen?”.
•Bedenk dat kleuters niet echt beseffen dat de dood onomkeerbaar is : jonge kinderen nemen
de woorden van volwassenen over, zonder dit echt te begrijpen. Ze zeggen bijvoorbeeld “Papa is
dood en komt nooit meer terug”, maar het besef komt pas langzamerhand. Ze blijven
bijvoorbeeld vragen waarom papa niet op hun verjaardag komt.
•Laat het corrigeren van opmerkingen van kinderen achterwege: jonge kinderen kunnen dingen
zeggen die voor u confronterend zijn. Zoals “Ik ben blij dat mama dood is, nu mag ik haar ketting
om”. Verwoord eventueel de behoeften van het kind. Vraag bijvoorbeeld “Je vindt mama’s ketting mooi en wil hem zelf wel dragen?”.
•Wees alert op verlate rouw: jonge kinderen gaan meestal pas rouwen als ze zich veilig voelen en
de situatie thuis weer rustig en stabiel is. Dat kan soms wel een jaar of langer duren. Zo kan het
gebeuren dat een kleuter de eerste twee jaar door lijkt te leven alsof er niets gebeurd is. En dan
ineens slaapproblemen ontwikkelen of agressief gedrag vertonen. Dan pas komt het verdriet
eruit.
•Rouw ontwikkelt mee: kinderen ontwikkelen zich en komen steeds tot nieuwe in
zichten. Zij kunnen veel vragen stellen of met nieuwe vragen komen. De informatie die ze krijgen, begrijpen ze steeds beter en op een andere manier.


Kind & Rouw 7-9 jaar:

Wat kinderen van 7 -9 jaar begrijpen:
Op deze leeftijd begrijpen kinderen beter wat de dood inhoudt en beseffen zij ook de onomkeerbaarheid ervan. Ze kunnen echter vaak nog maar moeilijk begrijpen wat het einde van het leven precies inhoudt en dat iedereen op een gegeven moment dood zal gaan. Ze interesseren zich ook voor wat er na de dood gebeurt. Kinderen van deze leeftijd zijn kwetsbaar omdat ze weliswaar de betekenis van de dood kunnen begrijpen, maar nog niet in staat zijn met de implicaties om te gaan. Kinderen van een jaar of zeven, acht stappen over van het magisch denken naar het concrete denkniveau: het of/of denken, dingen zijn goed of fout, mooi of lelijk, vrolijk of verdrietig, waarbij nauwelijks nuances aangebracht worden. Abstract taalgebruik en beeldspraak is lastig voor deze kinderen die de neiging hebben letterlijk te interpreteren.


Wat kinderen van 7 -9 jaar ervaren:

Kinderen van 7-9 jaar kunnen verschillende emoties ervaren:
•Angst en zorgen: kinderen kunnen (hevige) angst ervaren om van een ouder gescheiden te
worden of bang zijn dat de andere ouder ook doodgaat. Ze voelen zich onveilig. Ze beseffen dat
ze zelf ook dood kunnen gaan en dat maakt ze bang. Kinderen kunnen bijvoorbeeld ook bang zijn
dat de dood besmettelijk is. Zo wilde een meisje van acht jaar haar stervende vader geen kus
geven omdat ze bang was dat ze daardoor zelf ook dood zou gaan. Kinderen kunnen ook
denken dat de dood een straf is en na het overlijden van een dierbare bang zijn om iets fout te
doen en dezelfde “straf” te krijgen.
•Verdriet: kinderen kunnen verdriet of hevig verdriet ervaren.
•Somberheid: kinderen kunnen stiller en somberder zijn dan u van ze gewend bent.
•Boosheid: (extreme) boosheid, woedeaanvallen. Kinderen kunnen boos worden als ze merken
dat de overleden ouder echt niet meer terugkomt. Woede en agressie horen bij het rouwen.
•Schuldgevoel: kinderen hebben de neiging de schuld van gebeurtenissen bij
zichzelf te leggen. Bijvoorbeeld omdat ze niet lief genoeg zijn geweest. Ze kunnen op zoek gaan naar straf en dat kan zich uiten in hun gedrag.
•Hoop: kinderen kunnen op deze leeftijd nog steeds hopen dat de overleden ouder weer terug
komt, bijvoorbeeld op hun verjaardag. De teleurstelling kan erg groot zijn als dat niet het geval is.
•Lichamelijke (emotionele) klachten: emoties van kinderen uiten zich soms in de vorm van
lichamelijke klachten zoals hoesten, misselijkheid of buikpijn. Ze kunnen hun gevoelens
nog niet onder woorden brengen.
•Jaloezie: kinderen kunnen jaloers zijn op kinderen die nog wel een papa of mama hebben.
•Zich anders voelen: kinderen beseffen dat ze anders zijn dan hun vriendjes en vriendinnetjes die
nog wel hun beide ouders hebben. Juist op deze leeftijd willen ze net zo zijn als hun
leeftijdgenootjes.

Hoe kinderen van 7-9 jaar zich gedragen:

Aan het gedrag van kinderen is vaak af te leiden wat er in ze omgaat:
•Denken dat de overledene terugkomt: Kinderen kunnen denken dat hun overleden
ouder misschien wel op hun verjaardag komt. Het zorgt soms voor grote teleurstellingen als blijkt dat
de overleden ouder ook dan niet terugkomt.
•Regressief gedrag: kinderen kunnen gedrag vertonen dat niet meer bij hun leeftijd past. Een
zindelijk kind kan plotseling weer in bed plassen. Duimzuigen of ineens meer aan de ouders
hangen, zijn soms vormen van regressief gedrag.
•Terugtrekken: kinderen kunnen hun interesse in de omgeving verliezen. Ze worden bijvoorbeeld
heel stil en passief en reageren niet op de aanwezigheid van anderen.
•Confronterende opmerkingen maken : kinderen kunnen opmerkingen maken die voor
volwassenen confronterend kunnen zijn. Bijvoorbeeld “Mijn mama had kanker en nu is ze dood”
of “Mijn papa wordt door de wormen opgegeten”.
•Verdriet uitstellen: kinderen kunnen hun eigen verdriet uitstellen, bijvoorbeeld als de
overgebleven ouder door zijn of haar eigen verdriet niet beschikbaar is.
•Vragen waarom en veel vragen stellen: vanaf deze leeftijd kunnen kinderen zich afvragen
waarom hem dit overkomt, waarom gaat juist hun vader of moeder dood? Door vragen te
stellen, proberen kinderen de betekenis van doodgaan te begrijpen. Soms gaat het om
ogenschijnlijk kleine dingen bijvoorbeeld “Waarom moet ik een tekening maken voor mama, ze
kan toch niks meer zien?”
•Ontkennen wat er is gebeurd: kinderen kunnen ontkennen wat er is gebeurd. Ze gaan gewoon
door met hoe het was voordat hun ouder was overleden. Ze verbergen hun gevoelens omdat ze
bang zijn “klein of babyachtig” gevonden te worden. Dit heeft vaak tot gevolg dat ze niet de juiste ondersteuning krijgen.
•Concentratie-en leerproblemen: ze kunnen zich soms slecht concentreren bijvoorbeeld op
school. Hun schoolprestaties kunnen (tijdelijk) achteruit gaan.
•In spel verwerken: kinderen uiten zich in hun spel. Ze kunnen bijvoorbeeld begrafenisje spelen of
een ongeluk naspelen. En dit steeds maar weer herhalen. Voor volwassenen kan dit
confronterend zijn, maar voor kinderen is dit een gezonde manier van rouwverwerking.
•Contact met de overledene: kinderen kunnen reëel contact ervaren met de overledene. Zo
kunnen ze bijvoorbeeld in bed praten met de overleden ouder.
•Verantwoordelijkheid overnemen: kinderen kunnen zich verantwoordelijk voelen voor de
andere gezinsleden. Ze willen hun overgebleven ouder of broers of zussen beschermen.
•De rol van de overledene overnemen: kinderen nemen soms de rol van de overledene over. Zo
dekte een meisje van acht elke avond voor het slapen de tafel voor het ontbijt. Net zoals haar
overleden moeder dat deed.
•Idealiseren van de overledene: kinderen die zich niet of weinig uiten, idealiseren soms de
overleden ouder en zetten zich af tegen de overgebleven ouder.

Omgaan met rouwende kinderen van 7-9 jaar:

Voor kinderen die hun ouder(s) verliezen, is de overgebleven ouder of de nieuw
de verzorger de belangrijkste persoon in hun leven en hun rouwproces. Ook ondervinden kinderen steun van broers of zussen uit het gezin.

Enkele tips om het rouwproces van kinderen te ondersteunen:
•Rust, regels en regelmaat: rust en regelmaat zijn belangrijk voor kinderen, juist in de eerste fase
na het overlijden van de ouder. Voor de overgebleven ouder is het aan te raden een andere vaste
verzorger in te schakelen, zodat het kind omgeven wordt door vertrouwde gezichten. Probeer zo
veel mogelijk de gewone regels en structuur te handhaven. Dat geeft kinderen rust en veiligheid.
•Het slechte nieuws vertellen: als u kinderen vertelt over het overlijden van de ouder, is het
belangrijk duidelijk en kort van stof te zijn. Zorg dat het kind aandacht voor u heeft. Ga er echt even voor zitten. Vertel dat u iets heel verdrietigs wil vertellen: … is dood. Vertel ook de oorzaak van het overlijden op een voor het kind begrijpelijke manier zonder al te veel details. Maak
vooral echt contact en probeer in te voelen of het kind uw verhaal begrijpt. U kunt gerust
vertellen of laten merken dat u er verdrietig over bent. Geef uw kind de ruimte om vragen te
stellen. U kunt ook een boekje gebruiken bij het vertellen. Zie hiervoor de boekentips.
•Uitleggen en herhalen: leg keer op keer uit wat dood zijn betekent. Bijvoorbeeld iemand die
dood is, hoeft niet meer te ademen. Zijn lichaam beweegt niet meer en hij of zij hoeft niet meer
te eten en te drinken. Het lichaam van iemand die dood is, voelt helemaal koud aan en hij of zij
voelt geen pijn meer. Het lichaam van iemand die dood is, kan nooit meer levend worden.
Iemand die dood is, heeft zijn lijf niet meer nodig.
•Vraag om hulp of ondersteuning: ook uw leven staat op zijn kop en de eerste dagen na het
overlijden bent u minder beschikbaar omdat u bezig bent met het regelen van alles rondom de
uitvaart. Het is voor kinderen belangrijk dat een voor hen vertrouwd persoon de verzorging op
zich neemt. Mensen uit uw directe omgeving vinden het meestal fijn iets te kunnen doen. Het is
dan ook aan te raden om hulp of ondersteuning te vragen.
•Kinderen laten meehelpen: het is voor kinderen fijn om betrokken te worden bij de
voorbereidingen voor de uitvaart. Vertel ze hoe het zal gaan. Het kind kan helpen met het dragen
van bloemen of het beschilderen van de kist. Het kind kan iets maken om mee te geven in de kist
of iets van zichzelf meegeven. Misschien wil uw kind iets zeggen of voorlezen tijdens de dienst.
•Vastleggen van de uitvaart: kinderen kunnen zich vaak later weinig meer herinneren van de
uitvaart. Foto’s of een film van de uitvaart kunnen voor kinderen waardevol zijn. Vraag iemand
om opnamen of foto’s te maken van de uitvaart.
•Spelen: kinderen zijn over het algemeen niet lange tijd achter elkaar verdrietig. Vaak willen ze
ook weer dingen doen die ze leuk vinden of gewoon kunnen spelen. Probeer hier tijd voor te
maken.
•Herinneringen voor later: kinderen van deze leeftijd kunnen zich later weinig herinneren van de
overleden ouder. Op latere leeftijd kunnen ze echter wel de behoefte krijgen om
meer te willen weten over de overleden ouder. U kunt uw herinneringen aan de overleden ouder voor uw kinderen opschrijven en anderen vragen dit ook te doen. U kunt ook met uw kind herinneringen
vastleggen in een “herinneringsboek”. Hierin kunt u samen me tekeningen maken en schrijven.
•Spullen bewaren: laat spullen die herinneren aan de overleden ouder zoveel mogelijk staan. Na
verloop van tijd kunt u in overleg met uw kind kijken of bepaalde spullen opgeborgen of
weggegeven kunnen worden.
•Vragen beantwoorden: kinderen kunnen met allerlei vragen komen zoals “Ziet papa mij nog?
Ademt mama nu nog? Wanneer gaat mama weer leven?” Ook kunnen kinderen met hele
praktische vragen komen zoals wie de piek op de kerstboom doet nu papa er niet
meer is. Geef kinderen eerlijke en duidelijke antwoorden in begrijpelijke woorden. Als u het antwoord niet weet, kunt u gerust zeggen “dat weet ik niet” of “wat denk jij?”. Veel kinderen hebben zelf al
antwoorden bedacht waarop u kunt reageren.
•Wees geduldig: kinderen kunnen dezelfde vraag keer op keer blijven stellen. Het is belangrijk dat
ze steeds opnieuw een duidelijk en eerlijk antwoord krijgen.
•Zeg liever niet dat de overledene slaapt of een verre reis maakt: kinderen kunnen bang worden
om zelf te gaan slapen en nooit meer wakker te worden.
•Zeg liever niet dat de overledene dood is gegaan omdat hij of zij heel ziek was: kinderen
begrijpen het verschil niet tussen ziek of heel ziek. Het is beter om aan het kind uit te leggen hoe
ziek de overledene was. En dat een griep, verkoudheid of kinderziekte een ziekte is, waar je wel
beter van wordt.
•Geef uw eigen emoties de ruimte: u kunt uw kind beter ondersteunen als u uw eigen verdriet
toelaat. Breng het onder woorden: ik ben ook verdrietig omdat … er niet
meer is. Daardoor bent u tevens een voorbeeld voor uw kind. Uw kind voelt uw verdriet meestal toch wel.
•Breng signalen van uw kind onder woorden: het kan zijn dat uw kind wel signalen afgeeft zonder
het onder woorden te brengen. U helpt uw kind als u de signalen vertaalt naar woorden of
vragen zoals “Ben je boos omdat mama er niet meer is om je naar school te brengen?”.
•Bedenk dat kinderen niet echt beseffen dat de dood onomkeerbaar is: kinderen nemen soms
de woorden van volwassenen over, zonder dit echt te begrijpen. Ze zeggen bijvoorbeeld “Papa is
dood en komt nooit meer terug”, maar het besef komt pas langzamerhand. Ze blijven
bijvoorbeeld vragen waarom papa niet op hun verjaardag komt.
•Laat het corrigeren van opmerkingen van kinderen achterwege: kinderen kunnen dingen zeggen
die voor u confronterend zijn. Zoals “Ik ben blij dat mama dood is, nu mag ik haar ketting om”.
Verwoord eventueel de behoeften van het kind. Vraag bijvoorbeeld “Je vindt mama’s ketting
mooi en wil hem zelf wel dragen?”.
•Wees alert op verlate rouw: kinderen gaan meestal pas rouwen als ze zich veilig voelen en de
situatie thuis weer rustig en stabiel is. Dat kan soms wel een jaar of langer duren. Zo kan het
gebeuren dat een kind de eerste twee jaar door lijkt te leven alsof er niets gebeurd is. En dan ineens slaapproblemen ontwikkelen of agressief gedrag vertonen. Dan pas komt het verdriet eruit.
•Rouw ontwikkelt mee: kinderen ontwikkelen zich en komen steeds tot nieuwe inzichten. Zij
kunnen veel vragen stellen of met nieuwe vragen komen. De informatie die ze krijgen, begrijpen
ze steeds beter en op een andere manier.


Kind & Rouw 10-12 jaar

Wat kinderen van 10 tot 12 jaar begrijpen:
Op deze leeftijd beseffen kinderen naast de onomkeerbaarheid, ook de onvermijdelijkheid van de dood en het feit dat de dood universeel is. Waar de dood op jongere leeftijd meestal wordt toegeschreven aan externe oorzaken (bijvoorbeeld een ongeluk), beseffen kinderen op deze leeftijd dat er ook interne oorzaken voor de dood zijn zoals ouderdom en ziekte. De kinderen in deze leeftijdsgroep zijn minder afhankelijk van volwassenen en vragen niet altijd aandacht voor hun verdriet. Kinderen willen veel zelfstandig uitvinden en oplossen. Ook om niet kinderachtig te lijken. Omdat de gevoelens er toch uit moeten vertonen ze soms lastig en opstandig gedrag.

Wat kinderen van 10-12 jaar ervaren:

Kinderen van 10-12 jaar kunnen verschillende emoties ervaren:
•Angst en zorgen: kinderen –meisjes vaker dan jongens –kunnen allerlei angsten ontwikkelen
zoals verlatingsangst, angst voor het donker of bang om alleen thuis te zijn. Maar ook angst om
ziek te worden of dood te gaan. Soms leidt deze angst tot paniek. Daarnaast kunnen kinderen
van deze leeftijd zich zorgen maken over de overgebleven gezinsleden.
•Verdriet: kinderen van deze leeftijd kunnen zich verdrietig voelen. Ze hebben vaak de neiging dat
verdriet te onderdrukken, omdat ze zich niet kwetsbaar willen opstellen. Ogenschijnlijk kleine
gebeurtenissen zijn soms aanleiding voor (hevig) verdriet. Het verdriet over de overleden ouder
wordt eigenlijk verplaatst.
•Boosheid: boosheid hoort bij het rouwproces. Soms voelen kinderen zich verdrietig maar uit zich
dat in (heel plotseling) boos worden.
•Schuldgevoel: kinderen hebben de neiging de schuld van gebeurtenissen bij zichzelf te leggen. Ze
denken bijvoorbeeld dat ze het overlijden hadden kunnen voorkomen. Of dat hun gedrag het
overlijden heeft veroorzaakt.
•Lichamelijke (emotionele) klachten: veel voorkomende klachten zijn bijvoorbeeld buikpijn,
moeheid en hoofdpijn.
•Zich anders voelen: een kind op deze leeftijd wil graag bij de groep horen. Door het overlijden
van de ouder, is zijn of haar situatie anders dan bij de meeste andere kinderen. Ze voelen zich
soms buitengesloten.
•Schaamte: een kind durft op school niet altijd over het overlijden te praten. Hij of zij is bang om
zielig of raar gevonden te worden.
•Gemis en verlangen naar hoe het was: kinderen kunnen de overledene hevig missen. Of ze
missen het leven zoals het was voor het overlijden van hun ouder. Specifieke momenten zoals
vakanties, feestdagen of verjaardagen kunnen aanleiding zijn om hevig te verlangen naar het
leven zoals het was.

Hoe kinderen van 10-12 jaar zich gedragen:

Aan het gedrag van kinderen is vaak af te leiden wat er in ze omgaat:
•Denken aan de dood: kinderen kunnen denken dat ze zelf doodgaan of bang zijn dat een van de
andere gezinsleden ziek wordt of doodgaat. Ze kunnen ook denken dat doodgaan een straf is.
•Regressief gedrag: kinderen kunnen gedrag vertonen dat niet meer bij hun leeftijd past. Een
zindelijk kind kan plotseling weer in bed plassen.
•Terugtrekken: sommige kinderen trekken zich terug en spelen minder met leeftijdgenootjes. Ze
zijn stiller en minder betrokken bij de groep.
•Druk, agressief of rusteloos: kinderen (vaker jongens) worden soms drukker, prikkelbaarder of
rusteloos. Ze kunnen zich agressiever gaan gedragen op school of dingen stukmaken.
•Opstandig gedrag: voor kinderen van deze leeftijd (pre-pubers) is het normaal dat ze zich meer
gaan afzetten tegen de leerkracht of hun ouders. Na het overlijden van een ouder, kan dit gedrag
heviger worden.
•Verdriet verbergen of uitstellen: kinderen kunnen “besluiten” hun eigen verdriet te verbergen,
bijvoorbeeld als ze merken dat hun vader of moeder verdrietig is. Het kind wacht tot het zich
veilig genoeg voelt om te rouwen.
•Weinig emoties tonen: sommige kinderen laten weinig gevoelens zien. Ogenschijnlijk lijkt het
overlijden hun weinig te doen. Meestal is dit een soort overlevingsstrategie, omdat ze zich juist geen raad weten met hun emoties.
•Projecteren van eigen gevoelens op jongere broertjes of zusjes: kinderen van deze leeftijd
houden soms hun eigen gevoelens verborgen, maar praten liever over de gevoelens van hun
jongere broertjes of zusjes. Vaak vertellen ze op deze manier iets over hun eigen gevoelens.
•Aangepast gedrag: soms gaan kinderen (vaker meisjes) zich meer dan anders aanpassen aan hun
omgeving en gedragen zich bijvoorbeeld extreem gehoorzaam.
•Concentratie-en leerproblemen: kinderen kunnen vaker even wegdromen of zijn er met hun
gedachten niet bij. Ze kunnen zich soms slecht concentreren bijvoorbeeld op school of zijn
minder gemotiveerd. Hun schoolprestaties kunnen (tijdelijk) achteruit gaan.
•Veel vragen stellen: kinderen van deze leeftijd kunnen veel vragen stellen. De vragen zijn soms
nuchter en praktisch van aard, bijvoorbeeld “Hoe lang duurt het voordat mama as is geworden?”
Of “Wat gebeurt er als iemand schijndood is en levend begraven is?” Met al deze
vragen proberen ze de betekenis van dood zijn te begrijpen.
•Verantwoordelijkheid overnemen: kinderen kunnen zich verantwoordelijk voelen voor de
andere gezinsleden of de overgebleven ouder. Ze werpen zich op als steunpilaar.
•De rol van de overledene overnemen: kinderen nemen soms de rol van de overledene over. Zo
ging een meisje van 11 iedere ochtend fruit klaarmaken voor het gezin. Net zoals haar overleden
moeder dat deed.
•Idealiseren van de overledene: kinderen die zich niet of weinig uiten, idealiseren
soms de overleden ouder en zetten zich af tegen de overgebleven ouder. “Niemand deed het beter dan papa.” Of “Jij kan dat toch niet.”

Omgaan met rouwende kinderen van 10-12 jaar:

Voor kinderen die hun ouder(s) verliezen, is de overgebleven ouder of de nieuwe verzorger de belangrijkste persoon in hun leven en hun rouwproces. Ook ondervinden kinderen steun van broers of zussen uit het gezin.

Enkele tips om het rouwproces van kinderen te ondersteunen:
•Rust, regels en regelmaat: rust en regelmaat zijn belangrijk voor kinderen, juist in de eerste fase na het overlijden van de ouder. Voor de overgebleven ouder is het aan te raden een andere vaste verzorger in te schakelen, zodat het kind omgeven wordt door vertrouwde gezichten. Probeer zoveel mogelijk de gewone regels en structuur te handhaven. Dat geeft kinderen rust en veiligheid.
•Het slechte nieuws vertellen: als u kinderen vertelt over het overlijden van de ouder, is het
belangrijk duidelijk en kort van stof te zijn. Zorg dat het kind aandacht voor u heeft.
Ga er echt even voor zitten. Vertel dat u iets heel verdrietigs wil vertellen: … is dood. Vertel ook de oorzaak van het overlijden op een voor het kind begrijpelijke manier. Maak vooral echt contact en
probeer in te voelen of het kind uw verhaal begrijpt. U kunt gerust vertellen of laten merken dat
u er verdrietig over bent. Geef uw kind de ruimte om vragen te stellen. U kunt ook een boekje
gebruiken bij het vertellen. Zie hiervoor de boekentips.
•Vraag om hulp of ondersteuning: ook uw leven staat op zijn kop en de eerste dagen na het
overlijden bent u minder beschikbaar omdat u bezig bent met het regelen van alles rondom de
uitvaart. Het is voor kinderen belangrijk dat een voor hen vertrouwd persoon de verzorging op
zich neemt. Mensen uit uw directe omgeving vinden het meestal fijn iets te kunnen doen. Het is
dan ook aan te raden om hulp of ondersteuning te vragen.
•Kinderen laten meehelpen: het is voor kinderen fijn om betrokken te worden bij de
voorbereidingen voor de uitvaart. Vertel ze hoe het zal gaan. Het kind kan helpen met het dragen
van bloemen of het beschilderen van de kist. Het kind kan iets maken om mee te geven in de kist
of iets van zichzelf meegeven. Misschien wil uw kind iets zeggen, zingen, spelen of voorlezen
tijdens de dienst.
•Vastleggen van de uitvaart: kinderen kunnen zich vaak later weinig meer herinneren van de
uitvaart. Foto’s of een film van de uitvaart kunnen voor kinderen waardevol zijn. Vraag iemand
om opnamen of foto’s te maken van de uitvaart.
•Tijd maken voor andere dingen: kinderen zijn over het algemeen niet lange tijd achter elkaar
verdrietig. Vaak willen ze ook weer dingen doen die ze leuk vinden zoals sporten en spelen.
Probeer hier tijd voor te maken.
•Herinneringen voor later: op latere leeftijd kunnen ze de behoefte krijgen om meer te willen weten over de overleden ouder. U kunt samen met uw kind herinneringen vastleggen in een
“herinneringsboek”. Kinderen kunnen hier ook de rouwbrief, foto’s en tekeningen inplakken. U
kunt ook uw eigen herinneringen aan de overleden ouder vastleggen en anderen vragen dit ook
te doen.
•Spullen bewaren: u kunt in overleg met uw kind kijken of bepaalde spullen opgeborgen of
weggegeven kunnen worden.
•Vragen beantwoorden: kinderen kunnen met allerlei vragen komen zoals “Gaat mijn
verjaardagsfeest nu nog wel door?” Of hele praktische vragen zoals “Wie rijdt ons nu naar
Frankrijk in de vakantie?” Geef kinderen eerlijke en duidelijke antwoorden in begrijpelijke woorden. Of vraag bijvoorbeeld naar wat het kind zelf wil of in gedachte had.
•Geef uw eigen emoties de ruimte: u kunt uw kind beter ondersteunen als u uw eigen verdriet
toelaat. Breng het onder woorden: ik ben ook verdrietig omdat … er niet meer is. Daardoor bent
u tevens een voorbeeld voor uw kind. Uw kind voelt uw verdriet meestal toch wel.
•Breng signalen van uw kind onder woorden: het kan zijn dat uw kind wel signalen afgeeft zonder
het onder woorden te brengen. U helpt uw kind als u de signalen vertaalt naar woorden of
vragen zoals “Ben je boos omdat je niet meer met papa naar het voetballen kunt gaan?”.
•Wees alert op verlate rouw: kinderen gaan meestal pas rouwen als ze zich veilig voelen en de
situatie thuis weer rustig en stabiel is. Dat kan soms wel een jaar of langer duren. Zo kan het
gebeuren dat een kind de eerste twee jaar door lijkt te leven alsof er niets gebeurd is. En dan
ineens slaapproblemen ontwikkelt of agressief gedrag vertoont. Dan pas komt het verdriet
eruit.
•Rouw ontwikkelt mee: kinderen ontwikkelen zich en komen steeds tot nieuwe inzichten.

Jongeren & Rouw 13-18 jaar:

Wat begrijpen jongeren van 13-18 jaar:
De reacties van adolescenten komen overeen met die van volwassenen. De onvermijdelijkheid en het universele karakter van de dood dringt door. De rouw wordt echter doorkruist door problemen en gevoelens die de puberteit met zich meebrengt: de behoefte aan onafhankelijkheid, volwassen willen zijn, onzekerheid over de eigen identiteit, erbij willen horen en allerlei hevige emoties. Er kan behoefte bestaan om zich afhankelijk op te stellen en geborgenheid en veiligheid te zoeken bij de achtergebleven ouder. Dit kan echter bemoeilijkt worden door de behoefte onafhankelijk te zijn en de sociale verwachtingen die hen aanmoedigen om zich volwassen te gedragen. Adolescenten zijn in een fase waarin ze vraagtekens zetten bij het leven. Ze vragen zich af wat de zin van het leven is, waarom ben je op aarde en waar ga je naar toe. Een confrontatie met de dood maakt dat de vragen en soms ook de verwarring rondom het leven en de dood toenemen.


Wat jongeren van 13-18 jaar ervaren:

Jongeren van 13-18 jaar kunnen verschillende emoties ervaren:
•Angst en zorgen: jongeren kunnen allerlei angsten ontwikkelen zoals angst voor de toekomst,
angst om alleen te zijn of angst voor hun eigen verdriet. Maar ook angst om ziek te worden of dood te gaan. Soms leidt deze angst tot paniek. Daarnaast kunnen jongeren van deze leeftijd zich zorgen maken over de overgebleven gezinsleden.
•Verdriet: jongeren van deze leeftijd kunnen zich verdrietig voelen. Hun verdriet is voor de
buitenwereld vaak niet zichtbaar. Jongeren zijn liever alleen als ze zich verdrietig voelen.
Jongeren uitten hun verdriet ook wel als ze zich laten gaan terwijl ze naar muziek luisteren.
•Boosheid: jongeren kunnen zich erg boos voelen. Boos op de artsen, op de overledene, op God, op hun vrienden of hun overgebleven ouder die hen niet lijkt te begrijpen. Ze kunnen ook boos zijn op zichzelf, omdat ze iets hebben gezegd of gedaan of juist niet hebben gezegd of gedaan.
•Spijt en schuldgevoel: jongeren kunnen zich schuldig voelen omdat ze voor het overlijden soms
opstandig en afstandelijk zijn geweest naar de overleden ouder. Normaal gedrag op deze leeftijd,
maar soms aanleiding voor een puber om zich achteraf schuldig te voelen hierover. Jongeren
kunnen spijt hebben dat ze iets hebben gezegd of gedaan of juist niet hebben gezegd of gedaan.
•Lichamelijke (emotionele) klachten: veel voorkomende klachten zijn bijvoorbeeld buikpijn,
moeheid en hoofdpijn.
•Zich anders voelen: jongeren willen niet anders zijn dan hun leeftijdsgenoten. Uit angst om door hun vrienden anders gevonden te worden, houden ze soms hun gevoelens en gedachten voor zich.
•Somberheid: jongeren kunnen zich (meestal tijdelijk) somber en/of lusteloos voelen. Een enkele
keer gaat dit over in een depressie.
•Gemis: jongeren kunnen de overledene hevig missen. Vaak wordt dit gevoel in de eerste jaren na
het overlijden sterker.
•Eenzaamheid: jongeren kunnen zich eenzaam voelen na de dood van een ouder. Ze hebben
soms het gevoel dat hun leeftijdsgenoten het niet begrijpen en ze vinden het vaak moeilijk hun
gevoelens en gedachten te uiten naar anderen. Daardoor hebben ze vaak het gevoel er alleen
voor te staan.
•Verwarring: bij jongeren die een ouder verliezen, komen er zoveel gevoelens en gedachten naar
boven dat ze in verwarring kunnen raken. Ze hebben soms het gevoel dat ze gek worden. Ook
omdat ze ervaren dat het leven om hen heen gewoon doorgaat, schijnbaar alsof er niets is
gebeurd.
•Onzekerheid: met het verlies van een ouder krijgt het zelfvertrouwen van een jongeren
vaak een flinke deuk. Meestal gebeurt dit pas na verloop van tijd en dit duurt soms wel meer dan twee
jaar. Jongeren voelen zich in de rouwfase nog onzekerder dan anders over hun uiterlijk,
vriendschappen of school.
•Machteloosheid: jongeren voelen zich vaak machteloos omdat ze het overlijden van hun ouder
niet konden voorkomen. Het verdriet van de overgebleven gezinsleden kunnen ze niet
wegnemen en ook daardoor voelen ze zich machteloos.
•Verdoofd gevoel: kort na het verlies van een ouder, kunnen jongeren helemaal niets voelen of verdoofd zijn. Alsof ze in een roes leven. Bij sommige jongeren kan het jaren duren voordat ze de pijn voelen die bij het verlies hoort.
•Jaloezie: jongeren kunnen jaloers zijn op de overleden ouder, omdat die zoveel aandacht en
liefde krijgt. Ook zijn ze soms jaloers op leeftijdsgenoten die nog wel hun beide ouders hebben.

Hoe jongeren van 13-18 jaar zich gedragen:

Aan het gedrag van jongeren is vaak af te leiden wat er in ze omgaat:
•Denken aan of verlangen naar de dood: jongeren uiten soms de gedachte dat ze niet meer
willen leven vanuit het verlangen bij de overledene te willen zijn. Soms worden ze zo overspoeld
door alles wat hen overkomt, dat ze zelf niet meer willen leven.
•Vragen naar zingeving: jongeren vragen zich vooral af waarom het is gebeurd en waarom juist
hun vader of moeder is overleden.
•Zich afvragen of ze wel normaal zijn: jongeren kunnen zich zorgen maken of ze zich wel normaal
gedragen. Ook twijfelen ze vaak of wat ze voelen wel normaal is.
•Terugtrekken of isoleren: sommige jongeren trekken zich terug en gaan minder om met
leeftijdsgenoten of volwassenen. Ze zijn stiller en minder betrokken bij de groep of gaan
bijvoorbeeld minder uit. Daardoor kunnen ze (tijdelijk) geïsoleerd raken van hun omgeving.
•Ontkenning: sommige jongeren gaan gewoon door alsof er niets gebeurd is. Zo houden ze het
verdriet nog even op afstand. Het kan soms wel jaren duren voordat ze de pijn kunnen toelaten
die bij het verlies van een ouder hoort.
•Opstandig gedrag: voor jongeren van deze leeftijd (pubers) is het normaal dat ze zich meer gaan
afzetten tegen de leerkracht of hun ouders. Na het overlijden van een ouder, kan dit gedrag
heviger zijn.
•Verdriet verbergen voor volwassenen: jongeren praten meestal niet graag met volwassenen
over hun gevoelens. Ze doen dat liever met leeftijdsgenoten. Tevens vinden ze het moeilijk om
troost en steun van de overgebleven ouder te ontvangen. Soms vermijden ze dit ook omdat
ze denken dat hun overgebleven ouder al genoeg heeft aan zijn of haar eigen verdriet.
•Weinig emoties tonen: sommige jongeren laten weinig gevoelens zien. Ogenschijnlijk lijkt het
overlijden hun weinig te doen. Meestal is dit een soort overlevingsstrategie, omdat ze zich juist
geen raad weten met hun emoties.
•Projecteren van eigen gevoelens op jongere broertjes of zusjes: jongeren van deze leeftijd
houden soms hun eigen gevoelens verborgen, maar praten liever over de gevoelens van hun
jongere broertjes of zusjes. Vaak vertellen ze op deze manier iets over hun eigen gevoelens.
•Concentratie-en leerproblemen: jongeren kunnen zich soms slecht concentreren bijvoorbeeld
op school of zijn minder gemotiveerd. Hun gedachten dwalen vaker af en het frustreert ze als
steeds tot de orde geroepen worden. Hun schoolprestaties kunnen (tijdelijk) achteruit gaan.
•Veranderingen in vriendschappen: jongeren hebben soms moeite om zich open te stellen in
bestaande vriendschappen of ontwikkelen –vanuit andere raakvlakken–juist nieuwe vriendschappen.
•Verantwoordelijkheid overnemen: jongeren (meisjes vaker dan jongens) kunnen zich
verantwoordelijk voelen voor de andere gezinsleden of de overgebleven ouder. Ze werpen zich
op als steunpilaar.
•De rol van de overledene overnemen: jongeren nemen soms de rol van de overleden ouder
over. Zo kunnen ze bijvoorbeeld hun jongere broers of zussen terechtwijzen of de
opvoedingstaak overnemen.

Omgaan met rouwende jongeren van 13-18 jaar:

Voor jongeren die hun ouder(s) verliezen, is de overgebleven ouder of de nieuwe verzorger de
belangrijkste persoon in hun leven en hun rouwproces. Ook ondervinden jongeren steun van broers
of zussen uit het gezin.

Enkele tips om het rouwproces van jongeren van 13-18 jaar te ondersteunen:
•Rust en regelmaat; rust en regelmaat zijn belangrijk voor jongeren, juist in de eerste fase na het overlijden van de ouder. Probeer zo veel mogelijk de gewone regels en structuur te handhaven. Dat geeft jongeren rust en veiligheid.
•Het slechte nieuws vertellen: als u jongeren vertelt over het overlijden van de ouder, is het belangrijk duidelijk te zijn. Zorg dat de jongere aandacht voor u heeft. Ga er echt even voor zitten. Vertel dat u iets heel verdrietigs wil vertellen: … is dood. Vertel ook de oorzaak van het overlijden op een voor de jongere begrijpelijke manier. Maak vooral echt contact en probeer in te voelen of de jongere uw verhaal begrijpt. U kunt gerust vertellen of laten merken dat u er verdrietig over bent. Geef de jongere de ruimte om vragen te stellen. Jongeren zullen zich later goed herinneren hoe en wanneer ze het slechte nieuws hoorde.
•Vraag om hulp of ondersteuning: ook uw leven staat op zijn kop en de eerste dagen na het
overlijden bent u minder beschikbaar omdat u bezig bent met het regelen van alles rondom de
uitvaart. Het is voor jongeren belangrijk dat een voor hen vertrouwd persoon er voor hen is.
Mensen uit uw directe omgeving vinden het meestal fijn iets te kunnen doen. Het is dan ook aan
te raden om hulp of ondersteuning te vragen.
•Jongeren laten meehelpen: het is voor jongeren fijn om betrokken te worden bij de
voorbereidingen voor de uitvaart. Vertel ze hoe het zal gaan. De jongere kan helpen met het dragen
van bloemen of de kist. De jongere kan iets maken om mee te geven in de kist of iets van zichzelf
meegeven. Misschien wil de jongere iets zeggen of voorlezen tijdens de dienst.
•Vastleggen van de uitvaart: foto’s of een film van de uitvaart kunnen voor jongeren naderhand
(soms jaren later) waardevol zijn. Vraag iemand om opnamen of foto’s te maken van de uitvaart.
•Tijd maken voor andere dingen: vaak willen jongeren ook weer dingen doen die ze leuk vinden
zoals sporten en uitgaan. Geef ze hierin de ruimte.
•Herinneringen voor later: op latere leeftijd kunnen jongeren de behoefte krijgen om meer te
willen weten over de overleden ouder of nog eens terug te blikken op de periode voor het
overlijden. U kunt samen herinneringen vastleggen in een “herinneringsboek”. Hierin kunt u
tevens de rouwbrief, foto’s en tekeningen inplakken. U kunt ook uw eigen herinneringen aan de
overleden ouder vastleggen en anderen vragen dit ook te doen.
•Spullen bewaren: u kunt in overleg met uw kind kijken of bepaalde spullen opgeborgen of
weggegeven kunnen worden.
•Maak het verdriet en het gemis bespreekbaar: laat de jongere weten dat het bij u terecht kan
, ook al heeft u zelf veel verdriet. Jongeren hebben vaak de neiging hun ouders te willen sparen. “Die
heeft het al moeilijk genoeg”, denken ze.
•Geef uw eigen emoties de ruimte: u kunt de jongere beter ondersteunen als u uw eigen verdriet
toelaat. Breng het onder woorden: ik ben ook verdrietig omdat … er niet meer is. Daardoor bent
u tevens een voorbeeld voor de jongere. De jongere voelt uw verdriet meestal toch wel.
•Breng signalen van uw kind onder woorden: het kan zijn dat de jongere wel signalen afgeeft zonder
het onder woorden te brengen. U helpt de jongere als u de signalen vertaalt naar woorden of
vragen zoals “Ben je verdrietig omdat mama je diploma uitreiking niet meer meemaakt?”.
•Geef jongeren niet te veel verantwoordelijkheid: ongetwijfeld zullen jongeren wat meer
in het gezin doen als een van de ouders is overleden. Een keer oppassen op een jonger broertje of zusje of meehelpen in het huishouden zijn acceptabele taken voor een tiener. Let wel op dat u een
jongere niet te veel verantwoordelijkheid hierin geeft.
•Wees alert op extreem gedrag: let op extreme signalen bijvoorbeeld als somberheid overgaat in
een depressie of een jongere die daadwerkelijk aangeeft niet meer te willen leven. Of een
jongere die zich zowel op school, onder vrienden en thuis in extreme mate terugtrekt.